Huurders hebben na aftrek van woonlasten vaak een stuk minder geld te besteden dan kopers met een vergelijkbaar inkomen. En dat verschil loopt onder het huidige kabinetsbeleid alleen maar op, blijkt uit onderzoek van het NIBUD in opdracht van de Woonbond. Kopers gaan er in de huidige regeerperiode in koopkracht veel meer op vooruit dan huurders.

‘Het besteedbaar inkomen ligt bij huurders vaak lager. Dat scheelt soms een paar tientjes, maar dat loopt op tot een paar honderd euro per maand,’ reageert Woonbonddirecteur Ronald Paping op de cijfers. Het NIBUD heeft verschillende type huishoudens huurders en kopers tegen elkaar afgezet. Huurders die geen huurtoeslag ontvangen staan er in bijna alle vergelijkingen slechter voor dan kopers. Een ouder hurend stel met een bescheiden middeninkomen heeft maandelijks maar liefst €266 minder te besteden dan kopers in de dezelfde categorie.

Paping: ’De huren moeten omlaag zodat het gat tussen huurders en kopers niet groeit. Bij het huidige beleid, met huren die boven inflatie stijgen, zien we juist dat huurders nog verder afzakken.’ In bijna alle categorieën is de koopkrachtontwikkeling na betalen van woonlasten bij kopers positiever dan bij huurders. ‘Vaak verschilt het enkele tientjes per maand, maar het loopt op tot €84,- per maand.’ Gemiddeld genomen gaan kopers er in 2021 €107 op vooruit, en huurders €55,-.

De Woonbond pleit al enige tijd voor huurverlaging. Een huurverlaging van 10% zou er juist aan bijdragen dat het gat tussen huurders en kopers in koopkrachtontwikkeling kleiner wordt.