Corporaties zijn van plan om veel van hun geliberaliseerde of te liberaliseren woningen te verkopen. Dit blijkt uit onderzoek van Platform 31 onder 56 woningcorporaties.
Vorig jaar moesten corporaties een scheiding aanbrengen tussen hun sociale huurwoningen en woningen die (nu of in de toekomst) in de vrije sector verhuurd kunnen worden. De sociale huurwoningen vallen onder de zogenaamde ‘DAEB-tak’ van een corporatie (DAEB is de afkorting voor ‘Diensten van Algemeen Economisch Belang’). De geliberaliseerde of te liberaliseren woningen vallen onder de niet-DAEB tak.
Niet DAEB-woningen
De onderzochte corporaties hebben gezamenlijk 39.723 niet-DAEB woningen. Gemiddeld gaat het om vijf procent van hun woningbezit. Bijna de helft (49%) van de niet-DAEB woningen heeft op dit moment een huurprijs tussen de €710 en €950,-. 13% heeft een huurprijs boven de €950,-.
Prijscategorie | Aandeel |
< €710 | 40% |
€710 -€950 | 47% |
> €950 | 13% |
Kerntaak
De helft van de corporaties voorziet een kleine krimp van hun niet-DAEB woningen. Zo’n 9 procent wil zelfs alle niet-DAEB woningen van de hand doen. Corporaties die hun niet-DAEB bezit willen verkopen doen dit vooral omdat ze de vrije sector niet als kerntaak zien. En omdat ze verwachten dat andere marktpartijen deze rol gaan oppakken.
De (nu nog) sociale huurwoning
Veertig procent van de niet-DAEB woningen is nu nog sociale huurwoning, met een huurprijs tot €710,68. Bij de onderzochte corporaties vallen ongeveer 8.000 sociale huurwoningen in de niet-DAEB tak. Deze woningen kunnen geliberaliseerd verhuurd worden wanneer de zittende huurder vertrekt. Een derde (36%) van de corporaties blijkt van plan de huurprijs van deze woningen toch sociaal te willen houden als de woningen vrijkomen. 29% blijkt van plan om alle vrijkomende niet-DAEB woningen juist wél te geliberaliseerd te verhuren. En 35% wil van sommige vrijkomende woningen de huurprijs liberaliseren, maar van andere woningen juist niet.
Wie wonen in niet-DAEB woningen?
De meeste woningcorporaties wijzen hun niet-DAEB woningen vooral toe aan huurders met een bescheiden middeninkomen. 82% liet weten deze woningen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen tussen de €36.165,- en €40.349, of een inkomen net daarboven. 25% liet weten ook wel eens niet-DAEB woningen toe te wijzen aan huurders met een inkomen onder de €36.165. Daarnaast wijst 7% ook wel eens niet-DAEB woningen toe aan huishoudens met recht op huurtoeslag. Die woningen worden dan onder de sociale huurgrens (€710,68) aangeboden.
Wat kunnen middeninkomens betalen?
Ongeveer twee derde van de corporaties geeft aan dat middeninkomens het moeilijk hebben op de woningmarkt. En dat zij niet-DAEB woningen inzetten om deze groep te huisvesten. Zo willen ze voorkomen dat lage inkomens die een sociale huurwoning nodig hebben achter het net vissen. In regio’s met woningnood geven corporaties vaker aan dat ze niet-DAEB woningen liberaliseren en vervolgens toewijzen aan middeninkomens. Maar er zijn ook in die regio’s corporaties die vrijkomende niet-DAEB woningen juist bewust tegen sociale huurprijzen blijven aanbieden. Dit omdat ze een huurprijs boven de sociale huurgrens onbetaalbaar achten voor bescheiden middeninkomens.
Woonbond: noodzaak voor grotere brede sociale huursector
De Woonbond is voor een brede sociale huursector, waar ook bescheiden middeninkomens terecht kunnen. Voor veel middeninkomens is een woning boven de sociale huurgrens onbetaalbaar. De inkomensgrens die toegang geeft tot een sociale huurwoning moet daarom omhoog. Een belangrijke voorwaarde is wel dat het kabinet stopt met het opvoeren van de belastingdruk op woningcorporaties. Zo kunnen ze meer investeren in nieuwbouw, om de nu al veel te lange wachttijden voor sociale huur aan te pakken.